De gemeente Zoetermeer laat in 1958 een onderzoek uitvoeren: wat is de economische en sociale structuur van de gemeente? Het rapport dat meer dan tachtig bladzijden beslaat, verschijnt in augustus 1958. De onderzoekers beschrijven de situatie in Zoetermeer, ze leggen uit hoe deze is ontstaan en doen voorspellingen, die soms lijken op eigengereide wensen.
Aantal inwoners
In 1958 had Zoetermeer 7502 inwoners. Dat was drie keer zo veel als in 1880, toen er in de gemeenten Zoetermeer en Zegwaart samen 2545 mensen woonden. De onderzoekers stelden vast dat Zoetermeer in inwonertal sneller groeide dan geheel Nederland. Het aantal kinderen dat geboren werd op duizend inwoners (geboortecijfer) was in de periode 1950/1954 voor Zoetermeer 24.90 en landelijk 22.14. Het sterftecijfer lag na de Eerste Wereldoorlog (1918) steeds beneden het landelijk gemiddelde.
In het rapport werd de snelle groei verklaard door de groei van de industrie, handel en verkeer. De voorspelling was dat in 1973 Zoetermeer zou zijn uitgegroeid tot een plaats met zeker 15.000 inwoners.
Woongebied
In het rapport is ook te lezen waar die 7500 nieuwe Zoetermeerders moesten gaan wonen. Daar was maar één plek geschikt voor. Zoetermeer ligt in een gebied waar belangrijke olievondsten zijn. Aan de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) was een concessie verstrekt. Die maakte bebouwing ten noorden van de Vlamingstraat en de Dorpsstraat onmogelijk. Uitbreiding naar het oosten kon niet vanwege de begraafplaats en de rioolzuiveringsinstallatie. En planologisch vormden de zuidelijke grens van Rijksweg (A12) en de spoorbaan een barrière. Er was maar één richting mogelijk voor de nieuwe huizen: naar het westen.
Nu weten we beter: het aantal inwoners was in 1973 meer dan 25.000. En de bebouwing is alle kanten opgegaan.
Cultuur
De onderzoekers stelden in 1958 vast dat er twee zalen in Zoetermeer waren waar bijeenkomsten konden worden gehouden: een zaal in café Veelenturf en een zaal in café Ons Genoegen. In die laatste werd drie avonden in de week een film vertoond. Men vond dat er dringend behoefte was aan meer zaalruimte. De twee beschikbare zalen waren niet geschikt voor bijeenkomsten van rechtzinnige protestant-christelijke groeperingen, omdat de zalen onderdeel waren van café-restaurants. Ook verwachtten de onderzoekers dat de zaal van Ons Genoegen alle avonden als bioscoopzaal gebruikt zou worden als de bevolking zo toenam als zij voorspelden. Dan zou deze zaal niet meer gebruikt kunnen worden voor toneelvoorstellingen, muziekuitvoeringen, grote vergaderingen, sinterklaasvieringen, enzovoorts.
Sport
Sport krijgt in het rapport uit 1958 ook aandacht: er staat in dat de binnen- en buitensporten intensief werden beoefend. De voornaamste sportverenigingen waren DSO, een neutrale voetbalclub, de katholieke voetbalclub DWO en Pro Patria, een algemene gymnastiekvereniging.
Er waren twee gymnastiekzalen. Eén bij de openbare lagere school en één bij het Spaarbankgebouw. Omdat de laatste gymnastiekzaal niet meer voldeed aan de eisen werd de eerste gebruikt door alle scholen en twee gymnastiekverenigingen. De onderzoekscommissie vond dat er minstens één gymnastiekzaal bij moest komen.
In 1958 waren er plannen voor een sportcomplex als onderdeel van het uitbreidingsplan. De rapporteurs schreven dat dit plan nu snel uitgevoerd moest worden. Ze vonden dat er behalve voetbalvelden ook een zwembad, tennisbanen en wandelpaden moesten komen.
Conclusies en aanbevelingen
In het rapport werden niet alleen aanbevelingen en voorspellingen gedaan over de groei van het aantal inwoners, de behoefte aan zalen en sportaccommodaties. Het ging ook over het inrichten van een industriegebied aan de oostkant van de Stationsstraat, het verbeteren van de winkelfunctie van de Dorpsstraat, het inrichten van twee kleine buurtwinkelcentra, het aanstellen van een maatschappelijk werkster door de gemeente, het inrichten van een gebied voor volkstuintjes, de aanleg van een omleidingsweg voor het doorgaande verkeer door de Stationsstraat, de bouw van ten minste 80 bejaardenwoningen, en zo voort.
Nu weten we dat er veel meer gerealiseerd is dan de rapporteurs wensten. Maar het betekent ook dat één voorspeling uit het rapport niet is uitgekomen: ‘dat buiten de bebouwde kom zullen de welvarende landbouwbedrijven het Zuidhollands polderlandschap ongerept bewaren’.
Meer informatie:
Boeken en tijdschriften
- Landbouw-Economisch Instituut (1958). Zoetermeer: een studie van de sociaal-economische structuur en de stedebouwkundige ontwikkeling. Uitgever onbekend.