Verder naar inhoud

De eerste bewoners van Zoetermeer vestigden zich rond het jaar 1000 aan een groot zoetwatermeer. Ze volgden via de Oude Rijn de natuurlijke stroompjes naar de Noord-Aa en kwamen even verder bij het meer uit. Daar viste men en tegelijk ontgonnen ze telkens een klein deel van het omringende veenmoeras om graan te telen en vee te laten grazen. Langzaam groeide de ontginning in wat wij nu Buytenwegh en De Leyens noemen.

Land zakt

Rondom het meer groeven de boeren vanaf de 14de eeuw steeds meer het veen af voor de winning van turf. En met sloten ontwaterden ze de drassige grond. Dit betekende inklinking van de grond, zodat dat gebied lager kwam te liggen dan het meer. Door golfslag sloeg het water over en door de kleine dijken heen.

Rijke investeerders

Drie mannen vatten het plan op om dit gevaar te keren: Jacob van Wijngaarden, ambachtsheer van Zoetermeer, de Leidse hoogleraar geneeskunde Aelius Everardus Vorstius en de uit Antwerpen afkomstige en in Leiden residerende koopman Johan Pellicorne.  Zij kregen 15 maart 1614 toestemming van de Staten van Holland en Westfriesland het meer droog te leggen. Het was de eerste grote drooglegging beneden het IJ. Vanwege de risico’s en benodigde investeringen kregen de initiatiefnemers en mede-investeerders jaren lang vrijdom van allerlei belastingen.

Drie molens malen

Om het meer lieten zij een ringdijk aanleggen met ringvaart. Die kwamen via twee verlaten (sluizen) uit op de hoger gelegen boezemwateren bij Stompwijk en de Noord-Aa. Een gang van drie achter elkaar staande molens met schepraderen maalden het meer langzaam leeg; en hielden het daarna in natte tijden droog. Een zeer laag gelegen deel in het zuidwesten moest tot 1895 met een kleine weidemolen bemalen worden.

In 1926 nam een motorgemaal het werk over van de molens, die hun wieken verloren. De afgeknotte onderkanten staan nog steeds aan de noordoostzijde van de polder.

Middelweg

Tussen de twee dorpen Zoetermeer en Stompwijk kwam in het midden van de polder een weg te liggen, toepasselijk Middelweg genoemd. In 1616 werd de bijna 540 hectare landbouwgrond in 30 kavels verdeeld. Boerderijen bouwde men tegen de ringdijk aan. Een derde deel van het drooggevallen gebied viel onder Stompwijk, de rest onder Zoetermeer.

Het inbrengen van een as en roede (uit een gesloopte molen in Moerkapelle aan de Rotte) bij de bovenmolen van de Zoetermeerse Meerpolder in 1924
Het inbrengen van een as en roede (uit een gesloopte molen in Moerkapelle aan de Rotte) bij de bovenmolen van de Zoetermeerse Meerpolder in 1924 (foto: collectie HGOS)

Olie, koeien en natuur

De Meerpolder is vrijwel intact gebleven ondanks enige bebouwing, herverkaveling en oliewinning. Nog steeds wonen boeren langs de ringdijk die vee weiden en akkers bewerken. De polder vormt een groene buffer tussen de omringende steden en ligt op de rand van het Groene Hart. De ovale vorm van het oorspronkelijke meer is op elke kaart herkenbaar.

Luchtfoto van De Meerpolder met De Middelweg diagonaal in beeld. Links de Zoetermeerse Plas en daarnaast de wijk De Leyens
Luchtfoto van De Meerpolder met De Middelweg diagonaal in beeld. Links de Zoetermeerse Plas en daarnaast de wijk De Leyens (foto: E. Zondag)

Meer informatie:

Boeken en tijdschriften

  • Vermeulen, T. (Ton). (2000). Vijf meter onder N.A.P. : water in Zoetermeer. Gemeente Zoetermeer & Historisch Genootschap Oud Soetermeer.
  • Vermeulen, T. (Ton). (2017). 400 jaar Meerpolder. Het Zoetermeerse Meer, drooggemaakt in 1616. Historisch Genootschap Oud Soetermeer.