Verder naar inhoud

De bekende watertoren van Zoetermeer is in 1927-1928 gebouwd. Pas vanaf die tijd komt het drinkwater uit een kraan. Voor die tijd ging dat heel anders. Eeuwen lang dronken de bewoners van Holland regenwater, water uit een put of oppervlaktewater. Vanaf het midden van de 19de eeuw werd het economisch haalbaar om in de steden – die steeds dichter bevolkt raakten – waterleidingen aan te leggen. Op het platteland kwamen de waterleidingen veel later.

Drinken, wassen en privaat op één plaats

De bevolkingsconcentratie op het Hollandse platteland was niet groot maar het oppervlaktewater was verre van schoon. Vooral in de zomer, tijdens droge perioden, kwam er brak water (tussen zout en zoet in) vanuit de Maas en de IJssel. De waterschappen hadden geen keus: ze moesten dit inlaten (dus binnen laten komen). Regenwater was niet altijd beschikbaar. Als je regenwater bewaarde, ontstond er steeds meer leven in, van allerlei organismen die zich voortplantten. Er waren wel putten die het beschikbare water een beetje filterden, maar ook dat water  was niet echt schoon. Het kwam uit de lucht (regen) of het sijpelde uit veen- en kleigrond de put in.

Mens en dier dronken meestal uit dezelfde sloten en vaarten. Dit water was brak en groezelig. Bovendien hadden alle huizen hun privaat (de wc) boven diezelfde sloten en vaarten. Pal naast zo’n privaat lagen de boenstoep (een soort steiger van hout of steen) voor het wassen van kleding en de pannen en potten die afgewassen moesten worden. Ook resten van de mest die van het land kwam, vloeiden de sloten in. Regelmatig brak er tyfus of cholera uit. Gemeenten moesten hun inwoners er steeds weer op wijzen dat ze hun drinkwater moesten koken.

Tien Gemeenten

Op 21 november 1928 kwamen burgemeesters en andere notabelen van ruim tien gemeenten bijeen in het café De Jonge Prins, aan de Dorpsstraat in Zegwaart, dat zeven jaar later één gemeente zou vormen met Zoetermeer.

Die dag werd na jaren van praten en plannen een drinkwaterleiding in gebruik genomen. In 1923 benaderden Zoetermeer en Zegwaart de Delftse hoogleraar Chr.K. Visser. Tien dorpen (Zoetermeer, Zegwaart, Benthuizen, Bleiswijk, Moerkapelle, Zevenhuizen, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Pijnacker en Nootdorp) vormden samen de stichting De Tien Gemeenten. Deze moest de plannen voor een drinkwaterleiding realiseren. Later sloten ook de gemeenten Stompwijk en De Veur zich nog aan. Men koos voor Wassenaar, waar onder de duinen water van goede kwaliteit was gevonden. De begroting voor het aanleggen van de drinkwaterleiding was 1,8 mln gulden. Dat was in die tijd een enorme som geld.

In Wassenaar werden acht putten geslagen met een diepte van 36 meter. Daaruit werd het water opgepompt. Uit bezinkbakken werd het via een gietijzeren buizenstelsel naar de Tien Gemeenten gepompt. Het hoofdbuizenstelsel was 136 kmlang, met een diameter van vijf tot dertig centimeter. Het hadden nog veel meer kilometers kunnen zijn als het stelsel om een groot koninklijk gebied geleid had moeten worden. Maar gelukkig gaf koningin Wilhelmina toestemming om haar grondgebied bij de Horstlaan tot de Rijksstraatweg in Wassenaar te doorkruisen.

Peperbus als watertoren

Centraal in het hele stelsel lag de nieuwe watertoren aan de Stationsstraat in Zegwaart. Dit was een massief gevaarte van baksteen dat lijkt op een ‘peperbus’ van ruim 45 meterhoogte en 10,25 meter in diameter. Onder de achtkantige muren waren in 1927 324 palen geslagen van veertien meter lengte, waarop een fundering was gestort van 2,5 meter dik. Betonranden in het metselwerk en kleine langwerpige ramen sieren het gebouw, dat verder heel eenvoudig is.

De watertoren in aanbouw in 1927. De bouw is hier nog niet voor de helft (in hoogte) gevorderd.
De watertoren in aanbouw in 1927. De bouw is hier nog niet voor de helft (in hoogte) gevorderd (foto: collectie HGOS)

Bovenin werd het waterreservoir gebouwd. Dat is aan de buitenzijde goed te zien: hier gaat de achtkant over in een zestienkant. Onder het reservoir is het gebouw zo goed als leeg. Er slingert alleen een ijzeren trap van 140 treden langs de achtkante muren om een smalle rechte ijzeren buis 25 meter omhoog. De trap komt tot vlak onder de betonnen bak die een capaciteit heeft van 500 m3, ofwel een half miljoen liter water. Midden in de bak is een smalle schacht gemaakt met een verticale ladder. Die geeft toegang tot de bovenzijde van het reservoir. Vandaar heb je een prachtig uitzicht op Zoetermeer en ver daarbuiten. De enige echte versiering zit aan de buitenzijde rondom de toegangsdeur. Het zijn de wapens van de tien (en later twaalf) deelnemende gemeenten.

Opening van de watertoren op 21 november 1928; van rechts. naar links.: commissaris van de koningin Jhr. Van Karnebeek, burgemeester F.S.G. Bos, burgemeester Klinkhamer, burgemeester Keijzer, burgemeester Baan
Opening van de watertoren op 21 november 1928; van rechts. naar links.: commissaris van de koningin Jhr. Van Karnebeek, burgemeester F.S.G. Bos, burgemeester Klinkhamer, burgemeester Keijzer, burgemeester Baan (foto: collectie HGOS)
 

Wasdag

De watertoren moest er voor zorgen dat er constant vier tot vijf atmosfeer druk stond op de leidingen. Zo zou in iedere uithoek van de Tien Gemeenten met voldoende kracht water uit de kraan stromen. ’s Nachts werd de toren volgepompt en overdag liep het reservoir langzaam leeg, vooral tijdens de traditionele wasdag op maandag. Alle panden die op minder dan honderd meter van de hoofdbuis lagen, werden verplicht aangesloten.

De watertoren bleef in gebruik tot begin jaren 1990. Nu is het vooral een herkenningspunt in de wijk Rokkeveen op de rand van het Hoekstrapark.

Watertoren De Tien Gemeenten tussen de huizen van de wijk Rokkeveen
Watertoren De Tien Gemeenten tussen de huizen van de wijk Rokkeveen (foto: A. Groenendaal)

Meer informatie:

Archieven