Al meer dan een eeuw staat de Nutriciafabriek aan de Stationsstraat. Lange tijd was de enorme Nutricia neonreclame voor automobilisten op rijksweg A12 het herkenningsteken dat ze bij Zoetermeer waren aangekomen.
Een eeuw geleden was Zoetermeer en haar tweelingdorp Zegwaart vooral gericht op de landbouw. Maar de situatie veranderde: groeiende steden hadden meer melk, boter, kaas, aardappelen, groenten en ander voedsel nodig, het liefst uit de omgeving. Dat moest bij de boeren worden verzameld, bewerkt en vervoerd. Daaruit ontstonden onder andere het vervoersbedrijf Bode Scholten en de margarinefabriek Brinkers. Tientallen boterhandelaren gaven Zoetermeer de naam Boterdorp. De familie Van der Hagen zag hier ongekende mogelijkheden voor nagemaakte moedermelk.
Uit Rooi
De familie Van der Hagen streek als ondernemer eind 19de eeuw neer in Zoetermeer. Niet zo maar, want een lid van de familie was al sinds 1871 pastoor van de H. Nicolaasparochie. Die moet verteld hebben over de geweldige mogelijkheden van Zoetermeer: een spoorlijn met station, een groot aantal steden binnen circa 15 km afstand met in totaal 300.000 potentiële klanten, boeren die gewend waren om voor de markt te produceren en een ruime hoeveelheid arbeidskrachten.
De Van der Hagens kwamen uit het Brabantse Sint-Oedenrode of Rooi. Daar hadden ze onder meer een leerlooierij, een lijnkoekenfabriek, een ham- en spekrokerij, een koffiebranderij, een melkfabriek en een grossierderij in koloniale waren.
Martinus
Martinus van der Hagen was sinds 1861 het zevende van acht kinderen in het gezin van Hendrik en Maria van der Hagen. Hij vond geen werk in een van de Rooise familiebedrijven, of wilde dat niet, en trok in 1889 naar Rotterdam. Daar zette hij samen met een jeugdvriend een zuivelfabriek op in Crooswijk. Het startkapitaal kwam van een paar van zijn broers en zwagers. De eerst ruime winsten kwamen steeds meer onder druk te staan door toenemende concurrentie. Martinus zocht naar nieuwe mogelijkheden. Zijn kans kwam toen broer Jan op een medisch congres in Berlijn hoorde over een nieuw soort melk.
Nieuwe moedermelk
Op een Berlijns congres presenteerde ene professor A. Backhaus een bacterievrije namaak-moedermelk. Martinus hoorde na afloop de enthousiaste verhalen van zijn broer en zag de enorme mogelijkheden in Nederland. De zuigelingensterfte lag in die tijd op 20%. Hij stuurde Jan terug naar Duitsland en op 14 april 1896 sloot hij een overeenkomst. Martinus kreeg toestemming voor het maken en het verkopen van Backhausmelk in de regio Rotterdam-Den Haag-Leiden-Utrecht.
In Zoetermeer-Zegwaart werd intussen hard gewerkt om een fabriek neer te zetten vlak bij het station. De fabriek werd ingericht met melkseparatoren, een karn, een kneedtafel en een stoommachine van zes pk.
Reclame: weegschaal voor het prinsesje
Martinus verhuisde naar Zoetermeer. Voor het aanprijzen van zijn zuivelproducten gebruikte hij de middelen die de laatste twee decennia sterk in opkomst waren: wetenschap en reclame. Zijn broer Jan schreef stukken over de goede melkbestanddelen in de Backhaus-kindermelk. Dat moest artsen en vroedvrouwen overtuigen. In krantenadvertenties die de kindermelk aanprezen, werden trots de medailles getoond die de melk op internationale tentoonstellingen in Antwerpen en Parijs had gewonnen. Van der Hagen bewerkte de markt door de eigen zuigflessen, spenen en de verhuur van weegschalen aan te prijzen. Toen koningin Wilhelmina een weegschaal gebruikte voor haar dochtertje Juliana (geboren in 1909), vermeldde Martinus dit in zijn reclame. Het koninklijk hof waardeerde dit niet zo en Martinus moest zijn excuses maken.
Meer informatie:
Boeken en tijdschriften
- Wennekes, W. (Wim). (1991). De vaders van Nutricia, ‘de min van Nederland’. Nutricia/Uitgeverij Uniepers.